Der’t de dyk it lân omklammet, lyk in memme-earm har bern…
Waar de dijk het land omarmt, gelijk een moederarm haar kind…

Een prachtige route rondom vis!

De eerste melding van Wierum was in 1335, toen geschreven als Weyrum. Later werd dit Werum en Wierom en in 1579 kreeg het zijn huidige schrijfwijze. Men denkt dat de naam is afgeleid van wervum, meervoud van het Oudfriese woord werve – werf – een voor bewoning opgeworpen hoogte.Het dorp Wierum ligt direct aan de zeedijk en is het startpunt van wadlooptochten naar onder andere de Engelsmanplaat.

 

Ontstaan van Wierum

Wierum is ontstaan op een brede terp, die in de vroege Middeleeuwen werd opgeworpen op een kwelderwal. Het noordoostelijke deel van de rechthoekig terp verdween uiteindelijk in zee door stormen die de terp teisterden. Op de terp staat de Mariakerk, welke in 1200 gebouwd is. Allen de toren aan de westzijde van de kerk is nog in de oorspronkelijke staat, de rest is in de 20e eeuw vervangen. De kerk stond oorspronkelijk in het midden van het dorp, maar door de eerder genoemde stormen is de kerk aan de rand van het dorp tegen de Zeedijk komen te liggen.

Vissersdorp

Wierum is van oudsher een echt vissersdorp. In 1882 bestond de Wierumer vloot uit 15 schepen. Het visseizoen duurde van maart/april tot en met juni en van september/oktober tot eind december. Zomers werkten de vissers vaak bij de boer op het land. Naast de visserij, wat de grootste bron van inkomsten was, werkte men bij de boer of als kleine zelfstandige; bakker, slager, schoenmaker, timmerman of men dreef één van de vele kleine winkeltjes (nering) om in het levensonderhoud te kunnen voorzien. Cafés en herbergen waren hier in alle maten. Rond 1750 was het een bruisende handels- en vissersplaats, met bijna 600 inwoners en 35 bedrijven en winkels.
Tegenwoordig heeft Wierum ca. 315 inwoners en is men alleen al voor de dagelijkse boodschappen aangewezen op de omliggende dorpen en Dokkum.
Een café en een paar boerenbedrijven bleven voor het dorp behouden. De laatste jaren zijn verschillende zzp’ers weer als zelfstandige in en rond het dorp actief.
 

Straatnamen

In het begin kende Wierum maar 3 straatnamen/wijken:
Foarbuorren: nu de Hoofdstraat (nabij het café)
Dykstrjitte: Huizen langs de dijk (deze straat heet nu nog zo)
Achterbuorren: nu de Liudgerstrjitte

Later kwamen er meer straatnamen bij, deze waren veelal door de Wierumers zelf bedacht en later officieel te boek gesteld.
Voorbeelden van deze straatnamen zijn:
Nije Streek: nu de Thomas Jellesstrjitte. Het werd ‘nije streek’ (het nieuwe buurtje) genoemd toen er na 1718 uitbreiding in het dorp kwam. Hier stonden meest vissershuisjes.
Lykstege: nu de Tsjerkestrjitte. Door de Lykstege (lijksteeg) liep de begrafenisstoet vanaf de Gereformeerde kerk naar de begraafplaats)
Pipermuntsje stege: Pepermuntsteeg, hier liep men zondags vanuit de kerk door en er werd dan nog wel eens een pepermunt gegeten.
Fokke Hokje wei: Fokke schuurtje weg, hier stond vroeger het schuurtje van boer Fokke

De ramp van 1893

Het monument op de zeedijk, uit 1968, herinnert aan de ramp van 1893 waarbij 22 mannen en jongens verdronken.
De herfst van 1893 was stormachtig, waardoor er niet uitgevaren kon worden. Eind november werd het weer beter en op 1 december vertrok men toch richting zee. De wind was gaan liggen, maar de zee was nog wel onstuimig. Maar niet uitvaren, betekende ook geen inkomsten. Een moeilijk besluit!
Pieter Akkerman en zijn bemanning voeren voorop, op de Vrouwe Johanna. Op een geschikte plek gooiden ze de netten uit, maar de vangst viel bar tegen. Al snel kwamen de eerste buien, met sneeuw, aanwakkerend tot een sneeuwstorm. De zee ging tekeer; schepen sloegen om. Akkerman en zijn bemanning bonden zich vast aan het schip. Ze sloegen om, maar kwamen weer overeind en ze waren allen nog aan boord. De enige manier waarop ze het konden redden, was door te proberen in het Bosschegat te komen. Maar daar was nog een obstakel; Het Bornrif bij Terschelling. Toch zijn ze als door een wonder in een slink terecht gekomen, die van noord naar zuid door het klif stroomt. Dat was hun behoud. Zij kwamen veilig aan. Bijna 12 uren hebben ze gevochten tegen de elementen.

Uiteindelijk zijn er 4 schepen vergaan, 9 schepen zijn op het Bornrif te pletter geslagen. Het hele dorp was in diepe rouw; er waren niet veel woningen waar geen verlies te betreuren was.

Beeld van ‘De Wjirmdolster’ (De Pierensteekster)

In de achttiende en negentiende eeuw staken vissersvrouwen pieren op het wad. De vrouwen droegen hoge laarzen en hadden een witte broek aan. De broek was ruim uitgesneden om ruimte te laten voor de rok en onderrok die de vrouwen nog droegen. Met een greep (wjirmdolgripe) gingen ze het wad op, om pieren te steken. De pieren werden gedroogd en op een specifieke manier aan een vislijn geregen. Deze vislijnen gebruikten de mannen als aas voor het vissen. De gevangen vissen werden vervolgens schoongemaakt en moesten dan verkocht worden; de vrouwen liepen dan met korven vis, soms zelfs naar Leeuwarden. Daarbij moesten ze ook nog voor de kinderen zorgen. Veel vrouwen stierven in het kraambed omdat hun lichaam de inspanning van de bevalling niet meer kon dragen door de zware arbeid. Veel jonge kinderen stierven met hun moeder.
Naast de Mariakerk staat sinds het bronzen beeld van een ‘Wjirmdolster”(Pierensteekster) ter nagedachtenis aan deze sterke vrouwen.

De Wierumer Visserstrui

Sinds de 17e eeuw droegen de vissers van de Guernsey eilanden een specifieke trui. Het had een diamant patroon op de onderarm, waardoor het meer beweeglijkheid had. Andere vissersdorpen- en steden namen dit over, met voor ieder een eigen motief. Toen de Nederlandse vissers meer in contact kwamen met hun buitenlandse collega’s, namen ze het idee voor deze truien ook mee naar huis. Hun vrouwen en zussen kwamen bij elkaar en ontwikkelden voor hun dorp/stad een eigen patroon. Zo kon men, als een schip vergaan was en er een drenkeling was aangespoeld, aan de trui zien waar de drenkeling vandaan kwam.
Soms hadden vrouwen voor hun eigen man of zoon nog een kleine wijziging in het patroon aangebracht zodat ze dan ook nog de naam van de drenkeling konden achterhalen.
De truien werden gebreid van sajet garen. Dit was garen van wol van Texelse schapen. Deze wol werd niet helemaal gereinigd zodat er nog een beetje wolvet achter bleef. Op deze manier waren de truien wind- en waterdicht.
De truien werden gebreid in T vorm, als ze nat waren, door bijvoorbeeld overspoelende golven, stak men een stok door de mouwen en hing ze zo te drogen.
De kleur van de wol was meestal blauw (marineblauw), een beetje lichtere kleur werd gebruikt voor jongere vissers. Voor kinderen van ca 12 jaar (die gingen toen al mee vissen!) werd beige gebruikt.

Na de tweede wereldoorlog kwamen er langzamerhand andere materialen in de handel, die beter waren en zo verdween de zelfgebreide visserstrui. In 2000 werd er in Wierum een Shanty koor opgericht. Zij wilden wel een speciaal tenue en men kwam op het idee van een Wierumer visserstrui. Er werd een foto gezocht van een oud Wierumer met zo’n trui aan. Aan de hand van die foto werd het patroon voor de Wierumer visserstrui achterhaald.

 

Wierum

Over de wandeling

De Waddentour is een toeristische cultuurhistorische route waarbij de rijke historie en de waardevolle omgeving in beeld wordt gebracht.

In elk dorp kunnen bezoekers wandelroutes volgen langs de meest bijzondere panden. Deze zijn herkenbaar aan de informatiebordjes die op de gevel of in de tuin van historische panden zijn geplaatst.

Algemene informatie over Wierum

Wierum is ontstaan op een brede terp, die in de vroege Middeleeuwen werd opgeworpen op een kwelderwal. Het noordoostelijke deel van de rechthoekig terp verdween uiteindelijk in zee door stormen die de terp teisterden. Op de terp staat de Mariakerk, welke in 1200 gebouwd is. Allen de toren aan de westzijde van de kerk is nog in de oorspronkelijke staat, de rest is in de 20e eeuw vervangen. De kerk stond oorspronkelijk in het midden van het dorp, maar door de eerder genoemde stormen is de kerk aan de rand van het dorp tegen de Zeedijk komen te liggen.

 

Vissersdorp
Wierum is van oudsher een echt vissersdorp. In 1882 bestond de Wierummer vloot uit 15 schepen. Het visseizoen duurde van maart/april tot en met juni en van september/oktober tot eind december. Zomers werkten de vissers vaak bij de boer op het land.

Naast de visserij, wat de grootste bron van inkomsten was, werkte men bij de boer of als kleine zelfstandige; bakker, slager, schoenmaker, timmerman of men dreef één van de vele kleine winkeltjes (nering) om in het levensonderhoud te kunnen voorzien. Cafés en herbergen waren hier in alle maten. Rond 1750 was het een bruisende handels- en vissersplaats, met bijna 600 inwoners en 35 bedrijven en winkels.

Tegenwoordig heeft Wierum ca. 315 inwoners en is men alleen al voor de dagelijkse boodschappen aangewezen op de omliggende dorpen en Dokkum.

Een café en een paar boerenbedrijven bleven voor het dorp behouden. De laatste jaren zijn verschillende zzp’ers weer als zelfstandige in en rond het dorp actief.

Voer hier de code in die op het bordje staat en je krijgt hier meer informatie over.

1 2 3
4 5 6
7 8 9
C 0 <