Dit pand werd gebouwd omstreeks 1850 voor huisvestiging van personeel van het Noordelijk Loodswezen. Vanaf 1927 werd het personeel van de Koninklijke Noord Zuid Hollandsche Reddingsmaatschappij (KNZHRM) hierin gehuisvest. De uitkijktoren was bedoeld om de schepen in nood tijdens storm tijdig te situeren.
Het gebouw is zwaar beschoten tijdens de WO II. Dit is nog duidelijk te zien aan de kogelinslagen in de voorgevel. De kapotgeschoten uitkijktoren is in 2006 opnieuw op het pand gebouwd.
Verhalen van Klaas Toxopeus, schipper op reddingsboot De Insulinde, o.a. uit het boek: Woest maar Kalm.
Kantelproef
Op 26 april 1927 stond de officiële kantelproef te Delfzijl gepland, maar Niestern en Toxopeus hadden een ander plan. Zonder iemand in kennis te stellen werd het zelfrichtend vermogen van de boot al eerder getest. Mees Toxopeus daarover in het boek ‘Woest maar kalm’:
“Niemand wist daar iets van. We wisten wel dat ze eigenlijk weer moest gaan staan. Maar niemand was daar 100% zeker van. De boot moest gaan staan; daar was alles op gebaseerd. Met de bok van de provincie Groningen – daar konden ze 120.000 kilo mee lichten – hebben we de Insulinde omgetrokken tot zij ondersteboven lag… Toen zij ondersteboven lag – er zat toen niemand in – duurde het precies 42 seconden tot de boot weer stond. Dat was dus klaar.”.
ZHRM-secretaris Booy was niet blij met de test die de Groningers – buiten zijn medeweten – hadden uitgevoerd, maar kon nu wel met groot vertrouwen uitkijken naar 26 april 1927, de dag waarop – onder toeziend oog van diverse genodigden – de officiële kantelproef werd uitgevoerd. Op 20 mei 1927 was de ceremoniële kantelproef waar koningin Wilhelmina en prinses Juliana bij waren.
Ongeluk zit in een klein hoekje
Dit verhaal is een mooi voorbeeld van dat het bij een redding niet altijd goed gaat. In oktober 1961 werd de Insulinde opgeroepen omdat het Zweedse vrachtschip Vibeke Christensen in moeilijkheden verkeerde. Deze was vastgelopen op de Rottumerplaat. Op de tocht naar het schip, een kilometer van De Skâns-Oostmahorn, voer de Insulinde met volle kracht op een bak van een baggermolen. De voorpiek liep vol met water waardoor Mees Toxopeus en de bemanning genoodzaakt waren om terug te keren. De schade was aanzienlijk, ze moest naar de werf voor een cosmetische ingreep, maar kwam na verloop van tijd met een nieuwe neus terug in haar element.
De Vibeke Christensen kreeg evengoed hulp van de reddingboot Willem Horsman, maar de bemanning van het Zweedse schip was daar niet zo blij mee. Het schip verkeerde namelijk niet in gevaar en daarom wilde de bemanning het schip niet verlaten. Later is de Vibeke Christensen door het Duitse sleepboot Atlas losgetrokken.
Redding van de Bramow
Op 17 september 1935 strandde het stoomschip Bramow, op weg van Warnemünde naar Rotterdam, op het Borkumerrif nabij Borkum. Dit bevindt zich in de Duitse wateren en de Duitse reddingmaatschappij stuurde de Duitse reddingboot August Nebelthau er op af. Maar door de verraderlijke grondzeeën, hoge pieken en dalen van de golven, kon de Duitse reddingboot Augus Nebelthau niet dicht bij het wrak komen om de bemanning te redden. Ondertussen was de Insulinde door de stoomloodsboten 21 en 22 ingeseind over een schip die op Borkumerrif vastzat.
Om middernacht vertrok de Insulinde richting het schip in nood. Na een tocht van 3 uur arriveerde de Insulinde bij het strandingplek, maar het was te donker om een redding uit te voeren. Pas bij dag konden ze het stoomschip zien en beginnen met de redding. Schipper Mees Toxopeus kreeg het, ondanks de beukende grondzeeën, voor elkaar om de Insulinde langszij de Bramow te krijgen. Het lukte toen twee bemanningsleden om aan boord te springen van de Insulinde. Tot 17 keer moest Mees de Insulinde langzij brengen om alle 12 bemanningsleden te kunnen redden. Tijdens deze manoeuvres stootte de Insulinde meerdere malen hard tegen de Bramow. Hierdoor liep de Insulinde diverse schades op zoals een veer die in het vliegwiel van één van motoren terecht kwam. Deze werd tijdens de redding stilgelegd, maar door de drukte met de redding had de schipper en de rest van de bemanning dit niet eens in de gaten en werd de redding voortgezet.
Na de redding keerde de Insulinde met de vlag van de NZHRM in de top richting Borkum. Door de vlag in de top werd duidelijk dat iedereen gered en aan boord was. Ze werden met open armen ontvangen en de Duitse collega’s waren vol lof over de redding.
Reddingen
Insulinde was als reddingboot operationeel van 1927 tot en met 1965, in totaal dus 38 jaar. De boot was met 341 tochten ongeveer 2440 uur in touw waarbij bij 42 tochten daadwerkelijk kwam tot het redden van 332 mensen. Van deze 42 reddingen waren er 20 uitzonderlijk. Het kwam vaak door zwaar weer, mist, een ongewone stranding of een buitgewoon lange tocht dat ze uitzonderlijk werden. Vergeleken met andere reddingboten in Nederland heeft de Insulinde relatief weinig reddingstochten gemaakt. Zo heeft de Prins Hendrik 472 tochten gemaakt en 728 mensen gered. Terwijl de Prins Hendrik 16 jaar operationeel was en 28 jaar als reserveboot dienstdeed. Ander voorbeeld is de Javazee die in 24 jaar ongeveer 500 tochten heeft gemaakt.
De Insulinde lag dus vaak in de haven waar ze door de schipper, stuurman en de motordrijver werd onderhouden. De bemanning was in dienst van de NZHRM en moest minstens 4 uur per werkdag aan boord zijn. Deze mannen hadden vaak nog een tweede baan ernaast om extra geld te verdienen. Zo ook Klaas Toxopeus die in 1950 zijn 18 jaar oudere broer Mees opvolgde als schipper van de Insulinde. Hij heeft diverse boeken geschreven over de Insulinde en verzorgde tevens lezingen in het land. Zodoende was hij er niet altijd als de Insulinde werd opgeroepen en moest de reserveschipper zijn taak overnemen. De verhalen en legendes van de Insulinde zijn gemaakt door de bemanning maar geheel op eigen wijze verteld door Klaas Toxopeus.
Voor meer informatie zie de website:
www.knrm.nl/reddingstations/lauwersoog/historie-van-knrm-reddingstation-lauwersoog