Bouwjaar: 1854
Toen:
De Openbare School (rechts) en hoofdmeesterswoning (links) van Moddergat onder een dak.
De schoolbel hangt onder een afdakje boven op het dak. School en woningwerden in 1854 gebouwd voor f 3.850,00.
Nu:
Woonhuis
Bijzonderheden:
De hoofdmeester van de school was in de jaren na de ramp van 1883
tevens secretaris van de plaatselijke commissie van het rampenfonds en
daardoor belast met financiële hulp aan de nabestaanden.
In de gemeenteverslagen van, toen nog, West Dongeradeel, staat dat in 1851 Moddergat ruim 500 inwoners telde. Moddergat hoorde toen nog bij Nes en daarom moesten de kinderen ook in Nes de lagere school bezoeken. Door de afstand was het wel begrijpelijk dat het schoolbezoek vanuit Moddergat niet zo groot was. Sommige kinderen gingen naar de school in Peazens, maar van regelmatig schoolgaan was bijna geen sprake. Vaak waren de kinderen thuis. Het thuis meehelpen in bepaalde seizoenen was ook een reden om van school weg te blijven. Een en ander was reden dat er plannen kwamen voor het realiseren van een Openbare Lagere School te Moddergat. Trouwens, als alle kinderen uit Moddergat van klein tot groter, altijd geregeld naar de school in Nes gegaan zouden zijn, dan zou die school beslist te klein zijn. Na een bespreking ging er van de gemeente een verzoek naar Provinciale Staten. Die brief was wel zeer bijzonder opgesteld. Onder meer kon men daar in lezen: ‘het is daar in Moddergat het armste en meest afgelegen gebied. Armoede, ruwheid, barbaarsheid heerst er en men leeft in een nacht van domheid en bekrompenheid’. Als alle Moddergatsters dit schrijven toen hadden gelezen hadden ze de school misschien niet eens meer gewild.
Men kwam echter spoedig tot de gedachte dat de wel zeer overdreven en aangedikte taal met opzet was opgesteld om succes te bevorderen. En het succes kwam. De bespreking kwam op gang en in het laatst van 1853 kwam de toestemming. De bouw van de school met onderwijzerswoning werd gegund aan timmerman Klaas Uilkes Haaksma te Eanjum en zijn mede-aannemer RuurdSipkeCupery, timmerman te Nijkerk voor f 2.980,00. Met grond en inrichting totale kosten f 3.850,00. Meteen na de opening werd de school door een 70-tal leerlingen bezocht en een paar maanden later door 56 jongens en 48 meisjes. Als eerste Hoofd der School werd benoemd Jelle Riederus te Wierum, gevolgd door De Vries. In 1879 was dat D. Wijma (sterke voorstander van de Friese taal). Zeer triest was het geval na de benoeming van E. Berends uit Blauwhuis in 1885; hij overleed op de dag van zijn indiensttreding. H.T. Los was toen enige tijd Hoofd der School. E. Dijkstra was zijn opvolger.
In 1860 werd te Moddergat benoemd meester Pieter Suringbroek. Als Hoofd der School woonde ook hij in de schoolwoning. In die zes jaar (van 1854 tot 1860) was het vaste salaris van de hoofdonderwijzer te Moddergat opgeklommen van f 200,00 tot f450,00. De heer Suringbroek was lid van de plaatselijke commissie van het rampenfonds, opgericht na de vreselijke zeeramp in 1883. Hij was het die als penningmeester de gelden uitbetaalde aan de nagelaten betrekkingen van de rampslachtoffers. De heer Suringbroek overleed in 1894.
Volgens het rapport over de naai- en breischool, gaf deze school geen gunstig beeld. De ouders lieten in plaats van deze lessen te volgen, de kinderen vaak thuis werken.
Het Hoofd der School in Moddergat zal ongetwijfeld minder inkomsten hebben gehad dan zijn collega in Peazens. Hij had niet de bijverdiensten zoals koster, voorzanger en klokkenist. De kerk stond in Peazens en niet in Moddergat. Wel gebeurde het dat er land bij de school was, de zogenaamde schoollanden, die of huur opbrachten of winsten uit de opbrengsten. Het Hoofd der School had ook een perceel tot zijn beschikking. Of en hoeveel dit voor Moddergat bedroeg is niet duidelijk. In de jaren 1870 bedroegen voor een Hoofd der School per jaar de inkomsten, waarbij inbegrepen alle nevenfuncties, ± f 675,00.
Het aantal leerlingen was dermate groot, dat de school uitgebreid moest worden. Dit zou het geregeld onderwijs ook ten goede komen. De rapporten van de gemeentelijke schoolcommissie hadden namelijk over het rustig zijn nogal een negatieve mening: ‘De school voldoet niet aan de goede verwachting. Het zou te wijten kunnen zijn aan de ruwheid van de bevolking. Een betere schooltucht en orde zou minder reden tot aanmerkingen kunnen zijn’. Het aantal leerlingen te Moddergat was nu al groter dan in Nes. Bij gebrek aan financiën werd een verzoek om verhoging naar de desbetreffende instanties verzonden. Dit werd geweigerd. Dit had tot gevolg dat de school enkele maanden werd gesloten. In 1871 werd de uitbreiding van de school toegestaan. De bouw werd gegund aan timmerman Klaas Roelofs Dijkman van Nes en Harmen Hamming, grofsmid te Holwert voor f 2.523,00. Tevens werden diverse veranderingen aan de onderwijzerswoning aangebracht.
Door de opkomst van Christelijke scholen daalde het aantal leerlingen flink. Veel kinderen bezochten een Christelijke School, onder meer in (Ooster)Nijkerk. Toen in 1895 de Christelijke School in Moddergat werd geopend, daalde het aantal leerlingen nog sneller. Door leerlingentekort is de school in 1909 opgeheven en afgebroken.
Op de plaats waar de school stond, werd later een dubbele woning gebouwd. De onderwijzerswoning bleef staan. Bij een interne verbouwing door de toenmalige bewoners, familie Jan Lei, werd achter een weggebroken wand (verwijderen bedsteden) een blokje hout gevonden, waarop met potlood iets was geschreven. Jammer genoeg was het niet goed leesbaar. Wat er nog wel te zien was, was het volgende: ‘Den 23 augustus 1854 is dit bordt geschreven door Kornelis Alberda, timmerknecht bij ……. Voor de nakomelingen een gedachtenis. Oud 23 jaren, 11 maanden en 17 dagen. Een persoon die de gedachte koesterde….’.Welke gedachte zal niemand ooit weten.
Bijzondere meester
Tot het jaar 1854 ging de jeugd uit Moddergat school te Nes of Peazens, tenminste voor zover de afstand niet als voorwendsel werd gebruikt om de kinderen thuis te houden, wat voor de invoering van de gezegende leerplichtwet lang geen uitzondering was. Maar in 1854 kreeg Moddergat een eigen Openbare School. De meester zou verdienen elk jaar f 200,00 vast tractement (loon) met het schoolgeld der kinderen. Het aantal kinderen bedroeg ongeveer 80. En dan was er voor den meester een vrije woning met tuin beschikbaar. Men vond dan ook, dat men voor zulk een inkomen wel wat meer kon vragen dan gewoon en stelde daarom de eisch, dat de onderwijzer ook bekwaamheid moest bezitten tot het geven van onderwijs in de Zeevaartkunde. Nu werd dat in de zeedorpen natuurlijk veel meer gevraagd, zodat de jonge schoolmeesters in de Dongeradelen zich allemaal meer of minder toelegden op de Zeevaartkunde.
Uit elf sollicitanten werd na een vergelijkend onderzoek op 11 november 1854 in het gemeentehuis te Ternaard gekozen Jelle Riederus, ondermeester te Wierum. En nog voor het nieuwe jaar 1855 aanvaardde hij zijn ambt. De ingezetenen van Moddergat waren begrijpelijkerwijze zeer ingenomen met hun school, en ook met hun meester. Hij bestuurde de school dat het een lust was om te zien. En daarbij was hij buiten de schooluren een gezellige prater en een vrolijke Frans. Bruiloften en andere feestjes vlotten altijd beter, wanneer Master er bij was. Dat Master bij zulke gelegenheden zich niet afkeerig toonde van een hartelijken dronk, nam niemand hem kwalijk. Geheelonthouders waren zeer zeldzaam en in alle gevallen, deze meester was het niet! Hij kende zelfs niet de kostelijke maat en het feit dat hij, overal waar gedronken werd, een geziene gast was, maakte voor hem de verleiding al te sterk. Totdat men in Moddergat tot de conclusie kwam dat het toch eigenlijk ‘gjin pas joechfoar in master’ (dat het eigenlijk niet hoorde voor een meester).
En de meester, die in 1854 met zoveel vreugde was ontvangen, maakte een enigszins smadelijke aftocht door in 1860 zijn betrekking van hoofdonderwijzer op te geven en ondermeester te worden op het eiland Schiermonnikoog. Schoolopziener Pruim van Dokkum had hoop dat de anders lang niet onbekwame man onder leiding van de oude meester Tanteler zijn slechte gewoonten zou afwennen. Deze hoop is niet vervuld. Ook op het eiland kon de arme man geen weerstand bieden aan de verlokking van den alcohol, wat tenslotte zo erg werd, dat hem in 1868 ‘bij resolutie van Gedeputeerde Staten van 24 februari de bevoegdheid tot het geven van onderwijs ontnomen werd, op grond van dronkenschap en ergerlijk levensgedrag’.