Bouwjaar: 1810
Toen:
Onderwijzerswoning van het hoofd van de Openbare Lagere School van Peazens (1810-1917) en later van het hoofd van de Nederlands Hervormde School.
Nu:
Particulier bezit (rijksmonument).
Bijzonderheden:
Van 1907 tot 1909 woonde hier het hoofd van de openbare lagere school: Jan Luitzens Dijkstra; de grootvader van oud kunstschaatster en Olympisch kampioene Sjoukje Dijkstra.
Door de aanschaf van een orgel, was meester Dijkstra overbodig als voorzanger in de kerk. Uit onvrede hierover, is hij vertrokken.
De onderwijssituatie van voor 1580, de Reformatietijd, was wel heel verschillend van die na deze grote omwenteling. Voor 1580 waren er geen ‘echte’ scholen. In de hogere standen werd de kinderen de nodige kennis bijgebracht door een gouverneur/nante die vaak inwonend was. Ook was het in die kringen en soms ook wel bij begaafde kinderen uit de lagere groepen gewoonte dat de pastoor zich inzette om de jeugd de ‘beginselen der wijsheid bij te brengen’. Van dit onderwijs is eigenlijk niets bekend. Het was na de Hervorming dat aangedrongen werd op het stichten van scholen. Ook hierover is in de eerste paar eeuwen weinig bekend.
Voor wat Peazens betreft komt ± 1580 de toen nog Katholieke schoolmeester Marten van Diest naar voren toen hij met nog twee personen de staat van bezittingen van kerk en pastorie opmaakte en tekende. Het inkomen als schoolmeester was in die tijd niet zo groot. In 1580 kwam van hem dan ook het verzoek om een ‘wenich verbeteringe van ’t salaris’. Meester Van Diest ging al spoedig geheel met de reformatie mee, want hij beloofde ‘de kinderen naerstelig te willen leeren so met psalmen zingen en catechismus en andere, Klokluyden ende ter predicatie komen’, waarbij stond dat hij met de schoolkinderen naar de kerk ging. Als een meester maar goed kon zingen, en vaak ook als voorzanger dienst deed, vonden veel mensen dit vaak belangrijker dan lezen en rekenen. In ieder geval was dit een flinke voorwaarde voor een benoeming.
Openbare School
In de 19e eeuw werd de kerkelijke school een Openbare School. Ze ging over naar de burgerlijke gemeente. In 1808 werd vanuit Peazens gemeld dat meester Fenema, hoofd van de Openbare School aldaar, overleden was. Sollicitanten werden opgeroepen voor deze vacature. Het tractement bedroeg f 100,00 plus de schoolgelden van 50 tot 60 leerlingen, die 30 cent per kwartaal betaalden. 8 sollicitanten meldden zich aan. E. de Vries van Tjerkgaast werd benoemd, na een gehouden examen op het Rechthuis te Mitselwier op 30 mei 1809. Hij bedankte echter en toen werd benoemd de heer J. Smeding van Tytsjerk die 13 september zijn dienstwerk heeft aangevangen. De zondag daarna verrichtte J. Smeding zijn werk als koster voor een aanzienlijke vergadering, bij welke gelegenheid de leraar in Peazens, T.H. Cock Beilanus een leerrede hield over de aangelegenheid van een goede opvoeding der jeugd, naar spreuken 22:6 ‘Stellende de leraar voor wat er toe behoorde en van hoeveel gewichtigheid dezelve is voor jeugd en ouderen en in het belang der Maatschappij’; waarna hij de hoorders onder het oog bracht wat ouders en in bijzonderheid schoolleraars ter bevordering van een goede opvoeding van de jeugd te behartigen hadden, eindigde de predikant zijn voorstel met opwekkende aanspraken aan onderwijzer, ouders en jeugd.
Een zo nodige vergroting van het schoollokaal behoorde voorlopig tot de vrome wensen. Waarschijnlijk kon de school ’s zomers de leerlingen bevatten, want dan waren er verscheidene absent, omdat ze op het land moesten helpen. ’s Winters, als er toch niet veel te doen was, werd meester Smeding met hun verdere opvoeding belast en kon dan, wat in de zomer verzuimd was eventueel weer worden ingehaald. Eindelijk was de school zo nodig aan herstel toe, dat tot nieuwbouw werd besloten. In de plaats van een zolder werd daar een gemetseld gewelf in aangebracht. In 1892 staat in een akte van de gemeente Oost Dongeradeel de aanbesteding van het bouwen van een nieuwe school ‘in den dorpe Peazens’ met het doen van enige vertimmeringen aan de oude school en onderwijzerswoning. De oude school en woning waren gebouwd in 1810. Het schoolvertrek werd ’24 voeten lang en 13 voeten breed’, een ruimte die men voor ± 100 leerlingen zeer voldoende achtte en waar het vertrek ook van ‘genoegzame glasramen’ was voorzien, voorzag men hierin een middel tot ‘vervrolijking en bevordering van de gezondheid der kinderen’. Schoolmeester Smeding wist zich door zijn vlijt en aard en goed onderwijs meer en meer de algemene achting te verwerven daar de ouders bij uitstek voldaan zijn over de schoone vorderingen hunner kinderen. Van 1580 tot 1810 is 230 jaar. Men mag veronderstellen dat er in die periode zeker nog een eerdere school met woning is geweest. Hierover was echter niets te vinden. De verbouw in 1829 werd gegund aan de laagste inschrijvers: Johannes van Kammen te Kootstertille en Johannes Hendriks Kuiper te Suid-Huisterveen (tegenwoordig Surhuisterveen), ’timmerlieden’ voor het bedrag van f1.795,00. Een akte van 10 april 1840 vermeldt de afbraak van de oude en de bouw van een nieuwe onderwijzerswoning. Aannemers: Jacob Pieters Grunstra, Poppingawier en Marten Pals Bleeksma te Dearsum voor f1.785,00.
In 1854 had Peazens 619 inwoners. Op 15 januari waren er 40 jongens en 40 meisjes op de school en op de 2e teldatum in dat jaar, 15 juli: 35 jongens en 34 meisjes. Ook hier blijkt alweer een verschil van de seizoenen waarop veel leerlingen op het land werken of soms ook al mee naar zee moesten. In 1839 was als Hoofd der School gekomen Jan Jans Sikkema te Mitselwier. Deze bleef tot 1854. In 1854 kwam als Hoofd der School te Peazens meester K. Jansma. In de vacante periode had de onderwijzer voor de voortgang van het onderwijs gezorgd. In 1855 was het verschil op de teldatum tussen jongens en meisjes nog groter, 15 januari: 57 jongens en 49 meisjes en op 15 juli: 43 jongens en 36 meisjes. Het oordeel van de Schoolcommissie in Oost Dongeradeel in 1854 was over de Peasumer School: er was vaak te weinig kennis van de natuur. Waar de leerkracht zelf het beste in was, werd vaak veel les in gegeven. Ook rekenen werd nogal vaak verwaarloosd ‘hoewel dat de scherpte en de grond tot nadenken bevordert’. In de taalkunde kwam deze O.L. School bijzonder goed tevoorschijn. Toch kwam de school van Peazens en ook de schoolmeester er goed af: ‘Het onderwijs is hier in hoge mate uitmuntend te noemen en de bekwaamheid en geschiktheid van de onderwijzer K. Jansma verdienen alle lof. Hij heeft een innemende omgang met de jeugd. Veel taal. Bij dit alles veel orde en stilte.
In 1863 kwam als Hoofd der School K. de Vries. Bij een bezoek constateerde de commissie dat er 37 jongens en 33 meisjes aanwezig waren. Het rapport luidde verder: ‘de heer De Vries had een gemakkelijke manier van lesgeven’. In 1865 zegt het verslag ‘Aan de oefeningen des verstands en het goed begrip van zaken, wordt de nodige zorg gewijd. Er heerst goede orde, maar het gebrek aan stilte was soms hinderlijk. Het scheen of de leerlingen iets hadden overgenomen van het woelige element in welke nabijheid zij opgroeien. De zangtoon was iets te hard, een eigenschap die de Peasumer jeugd eigen was’. In 1867 kreeg meester De Vries eindelijk hulp van kwekeling Gaasterland voor de jongste kinderen. Er waren toen dan ook een 100-tal kinderen op school en met 100 leerlingen in een lokaal was een situatie die onmogelijk was. Na veel overleg kwam het tot een verbouwing, waardoor er twee lokalen kwamen. Dit was in 1883/1884. Het was een prima verbetering. De schoolcommissie trof het nogal eens aan tijdens een uiteraard onverwacht bezoek, dat vooral de derde klas in haar geheel afwezig was. Ook gebeurde het dat in het lokaal van het Hoofd der School slechts vijf leerlingen aanwezig waren. Wegens het op hetzelfde uur gegeven Godsdienstonderwijs, was de rest daar dan aanwezig.
In 1888 vierde men het 25-jarig jubileum van meester K. de Vries als Hoofd der School te Peazens met een feest. In 1877 had hij inmiddels hulp gekregen door de vaste benoeming van A. Posthuma als onderwijzer. In 1879 werd deze opgevolgd door H. Huizinga. Vanaf 1890 begon het aantal leerlingen steeds meer te dalen. Het was in 1899 dat de gemeenteraad een royale bui had. Er werd besloten dat ter gelegenheid van de verjaardag van H.M. de Koningin voor elke leerling 10 cent beschikbaar te stellen voor een versnapering of iets anders. Op 12 september 1908 vierden de kinderen feest, eveneens in verband met de verjaardag van de Koningin (31 augustus). Dit, zo werd gezegd, ‘om de school geregeld te bezoeken en de werkzaamheid der school te bevorderen’. Het werd een echte feestdag met de ouderen erbij. Herauten op versierde fietsen voorop, gevolgd door zes versierde wagens, maakten een tocht door de omliggende dorpen. Daarna een optocht door het muziekkorps uit Nes: ‘Nesser Grou’ voorop en ’s avonds nog een lampionoptocht.
De komst van de leerlingen uit Moddergat, na de opheffing van de school aldaar, bracht het leerlingental geen verbetering. Veel kinderen bezochten al lang de Christelijke School in Oosternijkerk. En toen de komst van een Christelijke School te Peazens een feit was, leidde dit alles tot de opheffing van de Openbare School in Peazens in 1917.
Hervormde School
Vanwege het Gereformeerde karakter van de Christelijke School in Moddergat, werden reeds in 1908/1909 al eens pogingen ondernomen om te komen tot de oprichting van een Nederlands Hervormd Christelijke School. Het was vooral de Ned. Herv. predikant Ds. Theodorus Jan Wilhelmus Ciereman die hier voor ijverde. Hierbij ging men van de stelling uit dat de grondslag van de school moest liggen in de kracht van God en niet in het werk van de mensen. Er is toen veel gesproken in Peazens en Moddergat. Twee Christelijke scholen in twee dorpen zo dicht naast elkaar. Sommige Ned. Herv. ouders stelden de grondslag en de waarde van het Christelijk Onderwijs aan de Gereformeerde School in Moddergat veel hoger dan het Openbaar Lager Onderwijs in Peazens en hadden hun kinderen naar deze school gestuurd. Toch waren er ook nog ouders die niet over de kerkelijke scheidsmuur konden zien. Wanneer er echter een zuivere Ned. Herv. School zou komen, zouden de eerder genoemde ouders niet aarzelen hun kinderen daarheen te sturen.
Eind 1916 bezochten nog een 17-tal kinderen de O.L.S. Bij een eventuele oprichting van een Ned. Herv. School zou van deze 17 kinderen ongetwijfeld nog een aantal kinderen naar deze school gaan. Hier kwam nog bij dat het Hoofd der School, de heer H. Zijlstra, wegens ziekte ontslag moest nemen. Toen in de gemeenteraad de oproep voor een nieuw hoofd werd besproken, was het wethouder B. Heeringa die het met enkele medestanders gedaan kreeg deze oproep niet te doen. Dit lukte en hierop volgde een overleg met kerkenraad en kerkvoogden van de Ned. Herv. Kerk. Op de tweede Kerstdag 1916 ’s middags vond een vergadering plaats. Kerkenraad en kerkvoogden traden op als voorlopig bestuur. De toenmalige Ned. Herv. kerkenraad werd gevorm door: Ds. W.G.G. Beerekamp, de ouderlingen R. Zuidema en P. Veenma, de diakenen P. Dijkstra en Joh. Visser. Kerkvoogden waren W. Faber, A.M. Groen en J.F. Dam. Men kwam tot het besluit de gemeenteraad van Oost Dongeradeel te verzoeken over te gaan tot opheffing van de O.L.S. Reeds in de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad werd de opheffing van de school aangenomen.
Het wachten was nu op de goedkeuring van Gedeputeerde Staten van het Raadsbesluit. Met spanning werd gewacht, want de Staten bestonden overwegend uit leden van de liberale partijen die sterke voorstanders waren van het Openbaar Onderwijs. Actief als men was, werden lijsten met aantekeningen van voorstanders voor opheffing verzameld. Het bleek intussen dat hetzelfde gebeurde door tegenstanders van een opheffing. De voorstanders waren echter veel talrijker en kregen dus veel meer handtekeningen. Ds. Beerekamp noemde de handtekeningenactie als die van een ‘berg en een molshoop’. Gedeputeerde Staten echter waren van mening dat het aantal leerlingen nog te groot was en keurde de opheffing niet goed, hoewel het ieder wel duidelijk was dat dit aantal flink zou dalen, zodra er een nieuwe Hervormde School zou zijn. De verslagen laten zien dat men, mede door aanmoedigingen van hogerhand, toen verder ging met plannen maken. Ook kwam de boodschap dat men van gemeentewege in Hoger Beroep zou gaan. Reeds zag men uit naar een eventueel Hoofd der School. De aandacht was al eens gevestigd op de heer E. Krol, onderwijzer aan de Christelijke School te Ternaard.
Een gehouden gemeentevergadering, waar alleen mannen aanwezig waren, sprak haar goedkeuring uit over het verder doorgaan van de plannen. Zo werd dan op deze vergadering besloten tot oprichting van een school en te beginnen in het pastorielokaal. Enkele dagen later volgde een vergadering van alle belangstellende mannen der gemeente, die lid wilden worden van de Hervormde Schoolvereniging. Meer dan 30 mannen traden toe als lid. Als bestuursleden werden gekozen: G.K. Groen en A.P. Steegstra als 1e en 2e secretaris; Jac. J. Dam en J. Boelens als 1e en 2e penningmeester. Verder werd vastgesteld dat als voorzitter te allen tijde zou fungeren de predikant der Ned. Herv. Gemeente. Een collecte onder de gemeenteleden bracht, naast bijdragen van buiten de gemeente, f 1.275,00 op. Intussen was definitief als hoofd der toekomstige school benoemd de heer E. Krol, die deze benoeming aan nam. Nadat het moeilijk bleek een woning voor het nieuwe hoofd te vinden, kwam onverwacht de oplossing. Een der gemeenteleden, de heer Pier H. Dijkstra en zijn gezin bood aan om zelf voorlopig zich te behelpen in een andere woning, en ‘huis en haard’ voorlopig voor het benoemde hoofd af te staan. In korte tijd werd veel werk verricht.
Op 15 oktober 1917 om 14.00 uur kon de school worden geopend (het lokaal bij de pastorie). De opening werd verricht met een rede van Ds. Beerekamp. Het notulenverslag schrijft hierover: ’s avonds vond in het schoollokaal de eerste ‘les’ plaats die in hoofdzaak bestond in het uitdelen van versnaperingen aan de kinderen en uit verschillende toespraken. Tot alle vreugde kwam ook het bericht binnen dat het beroep op de Raad van State om vernietiging van het besluit van Gedeputeerde Staten succes had gehad. Toen konden er spijkers met koppen worden geslagen. Begonnen werd met 43 leerlingen; 33 leerlingen kwamen van de Gereformeerde School en de overige tien van de Openbare School. Na besprekingen met de gemeenteraad was het uiteindelijke resultaat het in eigendom verkrijgen van de voormalige Openbare Lagere School met onderwijzerswoning. In een akte van 30 oktober 1918 is te lezen dat de Kerkvoogdij van de Ned. Herv. Kerk koopt: a. het tegen 1 juli 1918 opgeheven schoolgebouw te Peazens (O.L.S.), b. de grond waarop de school stond, c. de onderwijzerswoning, banken en leermiddelen. Totaal koopbedrag f 7.000,00. Omdat het leerlingental groter werd, werd later nog een tweede lokaal bijgebouwd door aannemer F. Veenma uit Peazens voor een bedrag van f 5.000,00. Het oude schoolgedeelte dat tegen de woning stond aangebouwd, bleef voorlopig in gebruik als brandspuitbergplaats en opslag van turf. Het werd later afgebroken door Gelf de Graaf en Piebe Veenma te Peazens.
In 1965 verloor het gebouw zijn functie als school door de fusie tussen de Gereformeerde en Hervormde school en de daaropvolgende nieuwbouw. Het schoolgebouw is destijds aangekocht door de familie Meinema, wonende aan de Achterwei 12 en gebruikt als opslag voor hun aardappelhandel.