Stijl:
Visserswoningen waar meerdere generaties in woonden
Functie:
Goed bewaard gebleven vissersbuurtje
Bijzonderheden:
In de tijd van Napoleon werd veel geld verdiend met smokkelwaar. Het verhaal gaat dat een groot deel van de bebouwing betaald is met dat geld.
De Oere en het sobere vissersbestaan
Buurtschap De Oere van het dijkdorp Moddergat is op 7 december 1977 aangewezen als Beschermd Dorpsgezicht.
Het is een van de weinige, tamelijk gaaf bewaard gebleven vissersnederzettingen in Nederland. De ruimtelijke structuur is erg eenvoudig: bijna alle huizen staan langs de zuidzijde van een weg die onder langs de binnenzijde van de zeedijk loopt. Dijk en weg hebben een paar flauwe bochten en de voorgevels van huizen en schuurtjes staan evenmin in een kaarsrechte lijn. Ze verspringen sterk. Haaks op de weg ligt de Reddingbootreed (reed = pad)waar vroeger -de naam zegt het al- de reddingboot in een loods gestationeerd was. Langs die reed zijn een paar woningen ‘landinwaarts’ gebouwd. In het oostelijk deel van De Oere ligt de derde weg van de buurtschap. Als men tenminste het Visserspad met een dergelijk weidse naam aan kan duiden. Het is in feite niet meer dan een looppad achter de eerste rij huizen aan de dijkweg waaraan in de loop der tijden een aantal panden is gebouwd. Vroeger hebben er ook huisjes aan de noordkant van de dijkweg gestaan; als het ware tegen en in de zeedijk. Ze verdwenen na een storm ‘van geweldige kracht’ die van 12 op 13 maart 1906 de hele Friese kust teisterde. De hele nacht ploeterde men op De Oere met zeilen, palen en stenen om de zwakke plekken in de dijk te bedekken. Zowel aan de binnen- als aan de buitenkant werden er gaten in geslagen. Sommige windstoten bliezen zelfs de zware stenen uit de dijkglooiing op de daken van de huisjes. Er waaiden een schuurtje en een gevel omver en het zeewater spoelde af en toe over en door de dijkhuizen. Hoewel de vissers nog nooit zo’n hoge waterstand meegemaakt hadden, hield de dijk die keer stand. Maar de schrik zat er goed in. Het verontruste dijkbestuur had krap drie weken later al een plan klaar om de dijk te versterken. Alleen moesten de dijkhuisjes daarbij verdwijnen. Niemand heeft kennelijk bezwaar aangetekend, want op 1 juni waren ze zelfs al afgebroken en kon het werk beginnen. Een half jaar na de storm, eind september, had men een dijk die bestand was om de Noordzee voldoende weerstand te bieden. Bij een voet van 40 meter heeft de dijk nu een hoogte van 5.75 meter, stond in de Nieuwe Dockumer Courant die in die dagen nog Oostergo heette.
Door het verdwijnen van deze huisjes en ook door sloop in de loop der jaren, is er een aantal gaten gevallen in de dichte bebouwing. Desondanks kent De Oere nog steeds een eenvoudige, maar ruimtelijk interessante structuur. Bebouwing, zeedijk en het vlakke groene omringende land vormen een ongeschonden totaliteit, een harmonieuze ruimtelijke relatie. Het is nog steeds een eerlijke vissersnederzetting waar niet al te veel aan verbouwd, gebouwd of ruimtelijk gewijzigd is. In feite liggen de dicht opeengepakte huisjes in een geweldig passe-partout. Westelijk wordt de bebouwing fraai afgesloten door een boerderij met twee schuren. Noordelijk ligt de zware dominerende zeedijk en zuidelijk de groene weilanden, terwijl er tussen De Oere en de buurtschap De Kamp een fors stuk onbebouwd weiland ligt. Waarschijnlijk is dit laatste het gevolg van het feit dat dit land eeuwenlang aan dezelfde familie toebehoorde, die het niet aan de verhuizende vissers wilde verkopen.
Behalve dat De Oere een beschermd dorpsgezicht is, telt het ook maar liefst 17 geregistreerde monumenten, te weten 14 huizen, voornamelijk visserswoningen, 2 rieten schuren en een zogenaamd ‘boethuisje’. Een dergelijk rijk bezit legt evenwel ook verplichtingen op aan bewoners en gemeentebestuur. Iemand die de buitenkant van zijn huis drastisch wil moderniseren of die bijvoorbeeld een landhuis of een bungalow wil bouwen, zal dat ergens anders moeten doen. De enige nieuwbouw, sinds de aanwijzing van beschermd dorpsgezicht, is het vierde huisje bij het museumcomplex. Het museum had uitbreiding nodig en kon voor de opvulling van het ‘lege’ gat naast de drie huisjes kiezen tussen een nieuw ‘oud’ huisje of nieuwbouw die zich zowel in stijl als materiaal zou aanpassen aan de omgeving. Het eerste is een vorm van monumentenbehoud die uit de tijd is. Het riekt teveel naar kitsch. Daarom is voor de tweede mogelijkheid gekozen. Wie nu voor de museumhuisjes staat, ziet dat de nieuwbouw geen storend element naast de bestaande bebouwing is. De status van beschermd dorpsgezicht brengt nog meer ge- en verboden mee. Nieuwbouw net buiten De Oere is bijvoorbeeld niet mogelijk. Er moet voorkomen worden dat een verstoring van de relatie dorp – open landschap kan optreden, zegt het beleidsplan van de gemeente.
De bouwtechnische kwaliteit van de panden moet als het kan worden verbeterd, maar er zijn tegelijk strengere voorschriften. De Oere mag geen ‘museumbuurt’ worden, maar een projectontwikkelaar krijgt er ook geen voet aan de grond. Daarnaast speelt in De Oere het probleem van de tweede-huisjes bezitters die er aan de ene kant de oorzaak van zijn dat de buurtschap maar al te vaak een dode en uitgestorven indruk maakt, maar die anderzijds wel de huisjes in een goede conditie brengen of houden. De Oere heeft het, dat is duidelijk, niet gemakkelijk met deze tegenstrijdige zaken. Dat de buurtschap toch een heel eigen sfeer ademt en het bekijken meer dan waard is, verdient zeker een compliment. In deze buurtschap woonden en werkten vroeger de vissers en hun gezinnen. Hun huizen waren lage sobere onderkomens waar het leven van alledag zich op een klein oppervlak afspeelde.
Een zadeldak tegen een of twee topgevels bedekte meestal het huis waarvan de ingang in de aangekapte ‘afluiving’ zat. In diezelfde aanbouw bevond zich aan het eind de keuken. In de topgevel was vrijwel altijd een turfluik aangebracht. In de meeste huizen zijn deze ondertussen vervangen door vensters, maar een enkele woning heeft nog het oorspronkelijke turfluik. Aan de achterkant van de museumhuisjes is nog te zien dat er onder of naast dat turfluik een ongeveer 50 cm lange balk uit het huisje stak. Hier kon de ladder tegenaan worden gezet. Aan de buitenkant zaten oorspronkelijk ook goten die het water van het dak opvingen en naar de regenton leidden. Omdat dit water ook voor consumptie bedoeld was, had men destijds een constructie bedacht die de goot draaibaar maakte. Als regen en wind namelijk van zee kwamen, bracht dat zout op de dakpannen en in de regenton. Men draaide de goot dan zodanig dat het water buiten de ton terecht kwam. In de hele buurtschap is niet meer een dergelijke goot te vinden. De vensters in de huisjes hadden lang niet allemaal dezelfde indeling en ook de luiken verschilden. Soms werd alleen het onderste gedeelte bedekt, soms het hele raam. De hekjes om de tuintjes werden door de vissers in de wintertijd zelf gesneden uit aangespoeld hout. Er zat dan vaak duidelijk verschil tussen het hekje van bijvoorbeeld Age Kabeljauw, Jan de Goede Hoop, Einte Jans van der Zee, Monte Zeilinga en Botstra of Vanger (prachtige namen die echt bestonden en/of nog bestaan). Iedere visser koos voor het hek zijn eigen motieven en vormen. In De Oere vindt men deze verscheidenheid niet terug, maar wel zijn op verschillende plaatsen of de oude hekjes opgeknapt of door nieuwe vissershekjes vervangen. Het enige ‘hek’ dat in zijn geheel uit de zee is gekomen, is te vinden bij het kleine parkeerplaatsje voor de museumhuisjes. Daar staat als afscheiding een oud stuk zeewering. Wie wil weten hoe het er binnen in een vissershuisje uitzag hoeft slechts het museumhuisje ’t Fiskershuske binnen te stappen. Daar heeft men in een gerestaureerd pandje een visserswoning ingericht, ‘precies als vroeger’. Alle dorpsbewoners hebben destijds meegeholpen gereedschap, kleding en huisraad bij elkaar te zamelen.
In De Oere treffen we een bonte mengeling van ‘restauraties’ aan. Soms is het pure gevel herbouw zoals bij het museumhuisje De Aek, soms een restauratie waarbij aanvullingen in stijl en materialen van vroeger zijn uitgevoerd zonder dat het een replica werd. Daarnaast vinden we helaas ook de ‘Hans en Grietje’-restauraties: ramen die met plastic stripjes een oude roedeverdeling kregen en tuinafscheidingen van onderling met ankerkettingen verbonden meerpalen. Hoe men er ook over denkt, ‘doods’ is De Oere zeker niet.