Esonstad of Iesum
Boerenland met een bijzondere mythe over een verdronken stad.
Verschillende theorieën zijn over de legendarische Esonstad bekend, maar dat er een grote plaats aan de Lauwers heeft gelegen, die de naam Esonstad of Iesum droeg, en in 1230 in zee verdwenen is, is met grote waarschijnlijkheid waar.
Door een vloed in 1230 ontstonden de contouren van de Lauwerszee zoals die ongeveer was voor de indijking van 1969 toen het Lauwersmeer werd.
Ongeveer in het jaar 800 is de Lauwerszee ontstaan en door de jaren heen steeds uitgebreid. In de kronieken wordt de Sint Thomasvloed genoemd op 21 december 806. Daarbij werd gemeld dat er in Iezum of Eson grote schade ontstond; 35 huizen gingen mee de golven in. In 808 werd de stad geplunderd door de Noormannen. Na vele vloeden kwam de vloed van 1230, de vast niet zo sterke dijken spoelden weg en de Lauwerszee kreeg zijn grootste uitbreiding. Met deze vloed is Esonstad in zee verdwenen.
De eerste berichten over deze stad, toen Iesum geheten, was dat Odilbaldus (6e hertog van de Friezen) tussen 339 en 342 een stad liet timmeren aan de Lauwerszee, tegenover een eiland.Het woord “stad” moet vertaald worden met het friese woord sté, dat plaats betekent. Tussen 876 en 1230 zijn er maar weinig historische beschrijvingen.
300 jaar later schrijft Martinus Ylstanus over het vergaan van Esonstad, hij vindt de beschrijving in de bibliotheek van de Dokkumer abdij.
Dr. Bohmers vond in de veertiger jaren van de vorige eeuw tijdens een wad wandeling aan de rand van een diepe vaargeul, die de voortzetting vormt van het Dokkumer diep, de sporen van verdwenen huizen. Men vond daar over een lengte van 1 kilometer de restanten van meer dan 100 huizen. Verder vond men er beenderen van paard, rund , schaap en honden. Ook vond men beenderen van mensen en tal van fragmenten van aardewerk uit de zesde tot de tiende eeuw. Aan de rand van de geul voor de Friese kust, waar men de sporen van talrijke huizen vond, moet dit volgens dr Bohmers Esonstad zijn geweest. Dat de vondsten inderdaad betrekking hadden op Esonstad alias Warden antwoordde Bohmers dat de grote uitgestrektheid van de nederzetting correspondeert met de mededelingen van de kronieken, dat Esonstad in 876 een welvarende plaats was en dat de vondsten kloppen met de tijd waarin Esonstad zou hebben bestaan. Ook mr. Andreae, notaris en geschiedkundige uit Kollum wist in 1880 mee te delen dat men in de buitengeul van de Ee, op een half uur afstand van Ezumazijl een aanzienlijke hoeveelheid steen vond die afkomstig was van de buitenmuren van een stad of burcht.
Rond 2005 is het als Esonstad herrezen als vakantiepark bij De Skâns-Oostmahorn.